JOHANNES-PASSION, context
De Johannes-Passion van Johann Sebastian Bach is gebaseerd op het Evangelie volgens Johannes (een Bijbelboek uit het Nieuwe Testament). Het beschrijft het leven en sterven van Jezus van Nazaret. Het gedeelte over Jezus’ lijden en sterven wordt ook wel het ‘lijdensverhaal’, de ‘passie’, genoemd.
Jezus leefde ongeveer tussen het jaar 4 voor de christelijke jaartelling en 30/33 AD. Zijn geboorte wordt traditioneel gedateerd rond dat jaar 4 v.Chr., vanwege koning Herodes de Grote, die in het geboorteverhaal in het Evangelie volgens Lucas voorkomt. Jezus’ dood (door kruisiging) vond waarschijnlijk plaats tussen 30 en 33 AD, tijdens het bewind van de Romeinse prefect Pontius Pilatus (26–36 AD).
Jezus leefde in het gebied van het huidige Israël en Palestina, dat toen deel uitmaakte van het Romeinse Rijk. Geboren in Betlehem (volgens de evangeliën van Matteüs en Lucas). Groeide hij op in Nazaret (Galilea) in het gezin van Maria en Jozef, die timmerman was. Rond zijn 30e begon hij rond te reizen als leraar en prediker in Galilea en Judea – met plaatsen als Kafarnaüm, Betanië en Jeruzalem als belangrijke locaties. Hij stierf in Jeruzalem, waar hij werd gekruisigd, net buiten de stadsmuur, op de heuvel Golgota.
De aanhouding van Jezus was het gevolg van een combinatie van religieuze en politieke spanningen. De religieuze leiders (de hogepriesters en farizeeën) voelden zich bedreigd door Jezus’ groeiende aanhang, zijn kritiek op hun hypocrisie, en zijn bewering dat hij de Zoon van God was. Ze zagen dit als godslastering, hetgeen volgens de godsdienstige wet de doodstraf verdiende. Omdat ze zelf geen doodstraf mochten uitvoeren onder Romeins gezag, brachten ze hem bij de Romeinse stadhouder Pilatus, met de politieke beschuldiging dat Jezus zichzelf tot koning had uitgeroepen en dus een bedreiging vormde voor de Romeinse orde.
Korte samenvatting van het lijdensverhaal volgens Johannes:
De Johannes Passion begint met de arrestatie van Jezus in de olijfgaard Getsemane, nadat Judas (een van zijn leerlingen) hem verraden heeft. Jezus laat zich vrijwillig gevangennemen, waarbij Petrus zijn woede gewelddadig uit (en daarvoor door Jezus berispt wordt). Later zal Petrus tot driemaal verloochenen, waarna een haan kraait. Bach geeft Petrus’ geschokte huilbui weer op teksten uit het Evangelie volgens Matteüs.
Dan volgen de verhoren, eerst door de religieuze leiders, daarna door Pilatus. Pilatus vindt hem onschuldig, maar geeft hem over aan het volk. Johannes tekent de grote aarzelingen van Pilatus krachtig, en Bach weet dat in zijn muziek goed over te brengen.
Jezus wordt gegeseld, en gekroond met een doornenkroon, en bespot als ‘koning’.
Hij draagt zelf zijn kruis naar Golgota, en wordt gekruisigd tussen twee moordenaars. Hij spreekt zijn moeder Maria nog toe en zegt vlak voor zijn dood: ‘Het is volbracht’.
Jezus wordt begraven.
Bach heeft goed aangevoeld hoe Johannes in zijn tekst het koningschap van Jezus wilde benadrukken. Hierin verschilt de Johannes Passion van de Matthäus Passion, waarin veel meer accent ligt op de emoties in het drama. Niet voor niets laat Bach de Johannes Passion beginnen met het openingskoor ‘Herr unser Herrscher’, een Duitstalig ‘Kyrie’.